Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zeidet in uw hart: [45]Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven [46]de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op [47]den berg der samenkomst [48]aan de zijden van het noorden. 45. Alsof hij zeide: Ik wil den stoel, eer, glorie en macht Gods aan mij nemen. 46. Dat is, boven de allerhoogste en schoonste sterren. 47. Aldus noemt hij den berg Zion, aan welken de stad Jeruzalem lag en daarnevens de tempel op den berg Moria, waar het volk samenkwam tot den godsdienst. En met deze woorden wordt aangewezen de vermetelheid der koningen te Babel, die zichzelven inbeeldden dat, wanneer zij Jeruzalem overmeesterd hebben, zij alsdan op den troon van God zouden geplant zijn, en dat men hun die eer zou aandoen, die men den waren God aldaar pleegt te doen. 48. Hier lag de berg Moria, op welken de tempel gebouwd was.